Gevanangen in het Kasteel

Mia en Kris en de tijdmachine - Gevangen in het kasteel


Mia en Kris zijn 10 en 12 jaar. Ze zien in de garage van opa een groot voorwerp dat afgedekt is met een doek.
De kinderen kunnen hun nieuwsgierigheid niet bedwingen en tillen voorzichtig het doek op. Ze zien een vreemde machine. Kris wil stoer doen en neemt snel plaats op het bankje op de machine. Hij bekijkt vol enthousiasme het bedieningspaneel. Opa heeft hen nooit iets verteld over de machine. Kris begint te draaien aan het grote kleurige rad vol nummers. Opeens begint de machine te zoemen en trillen. Kris roept naar Mia “kom snel naast me zitten, er gaat iets gebeuren!”.

Dan wipt Mia op het bankje naast hem en ze bedekt snel haar oren omdat de machine steeds harder begint te zoemen. Het rad met nummers begint razendsnel te spinnen en de kinderen worden er duizelig van. Om hun duizeligheid te bedwingen knijpen ze hun ogen stevig dicht.
Dan voelt het alsof ze hard neervallen. Wanneer ze hun ogen weer openen blijken de kinderen op een land vol maiskolven te staan. "Waar zijn we?", vraagt Mia aan Kris.
Kris heeft ook geen idee. Ze klimmen van de machine en lopen tussen de hoge maiskolven het veld uit. Dan zien ze een heuvellandschap met een groot kasteel. Kris en Mia gaan op onderzoek uit.
Ze komen in het dorp. De mensen staren erg naar de kinderen. "Waarom kijkt iedereen?”, vraagt Mia. "Omdat we er anders uitzien", antwoordt Kris. "Ze dragen heel andere kleding", voegt hij toe.
"Ik denk dat we in een tijdmachine hebben gezeten en in een andere tijd zijn beland", legt hij aan zijn zusje uit.




De twee beginnen honger te krijgen en ze gaan stiekem een huisje binnen. Er is niemand thuis. Op tafel ligt een vers gebakken brood dus Kris stopt het onder zijn jas. Ze maken dat ze wegkomen. Dan komt er een wagen voorbij. Volgeladen met fruit. De kinderen pakken snel een appel. Maar dan komen er opeens mannen op ze afgelopen.
Ze zagen dat de kinderen fruit gestolen hadden. Het blijken dienaren van de koning te zijn.

Ze komen dichterbij en grijpen de kinderen. Op een wagen achter een paard staat een kooi waarin de kinderen opgesloten worden. Het paard begint de wagen voort te trekken. Mia is erg bang. Kris kijkt rond. Hij wil de route onthouden. Ze rijden de ophaalbrug over. Een groot ijzeren hek gaat omhoog en ze rijden de binnenplaats van het kasteel binnen.

De kinderen worden via een smalle trap naar de torenkamer gebracht. Daar staat een bed van stro en een spinnenwiel. De deur slaat dicht. De kinderen kruipen dicht tegen elkaar aan op het bed.
Kris wil door een van de raampjes kijken. Ze besluiten de balen stro van het bed op te stapelen zodat ze door het raam kunnen kijken. Ze poetsen de spinnenwebben van het stoffige raampje en turen erdoor. Ze zien een grote lange houten tafel met kaarsen. Bedienden brengen grote schalen met lekkernijen binnen. Een gebraden fazant, fruit en nog veel meer.
Dan opent er een deur en er komt een grote man binnen met een jas van fluweel. “Zou dat de koning zijn?” zegt Kris tegen zijn zusje. Er komen nog meer mensen de eetzaal binnen en iedereen gaat aan tafel zitten. Er komen de lekkerste geuren naar binnen waaien. Kris en Mia hebben vreselijke honger maar zij krijgen alleen brood en water.




De kinderen zijn inmiddels moe van alle gebeurtenissen dus besluiten ze te gaan slapen. De hele avond horen ze het gelach, gepraat en de muziek in de ruimte beneden. Eindelijk vallen ze in slaap. De volgende ochtend gaat hun deur open. Een vrouw zet een mand vol wol in de kamer en geeft Mia instructies dat zij dit moet spinnen op het spinnenwiel. Mia heeft dit nog nooit gedaan maar na even proberen lukt het. Na een tijdje heeft ze een grote berg van keurige bolletjes wol.

Kris heeft een plan. “We moeten proberen hier weg te komen", zegt hij. Mia kijkt hem aan maar zegt niets. Ondertussen zit zij ijverig de wol te spinnen en ze is blij dat ze tenminste iets te doen heeft. Kris broeit iets uit. Hij zit stil maar zit ondertussen op een strootje uit de balen stro van het bed te knabbelen. Hij wil een ontsnappingsplan verzinnen. De dagen zijn lang. Kris heeft niets te doen. Mia kan zich bezighouden met wol spinnen. Twee maal per dag komt iemand brood en water brengen.
Na een paar weken begint de jonge vrouw te praten tegen de kinderen. Ze vertelt de kinderen fluisterend dat zij ook gevangen genomen is. Zij moet ik de keuken werken. Ze vertelt hoe ze haar meenamen van haar ouders omdat haar vader zijn land niet af wilde staan aan de koning. Voor straf namen ze hun kind mee naar het kasteel. Ze houden haar al 4 jaar gevangen. De weken daarna smokkelt de jonge vrouw in haar dubbelgevouwen schort wat extra eten naar de kamer van de kinderen mee. Wat vlees en fruit.

Kris en Mia missen hun familie. De dagen gaan voorbij en ze vervelen zich. Mia verzint een plan om iedere keer wat bollen wol achter te houden. “Maar waar moeten we die verstoppen?”, zegt Kris. Mia schuift het bed een beetje van de wand en stapelt de bollen wol achter het bed op. Ze legt de deken erover zodat niemand het ziet. Na een aantal weken heeft ze heel veel bollen wol verzameld. Wanneer het donker is en iedereen in het kasteel slaapt steekt Kris een kaars aan. Ze beginnen de woldraden te vlechten tot grote dikke kabels. “Zouden we genoeg hebben?” vraagt Mia. “Jawel", zegt Kris. “Anders springen we het laatste stuk wanneer het te kort is”.
Kris tikt het ruitje van een klein raampje in en gooit de kabel van woldraden uit het raam. Hij bindt het binnen vast aan een balk van het plafond. “Jij eerst", zegt hij tegen Mia. Mia steekt haar benen door het raampje. Het is donker buiten. Ze laat zichzelf langzaam naar beneden glijden en komt in het water van de gracht terecht. Gelukkig heeft ze zwemles gehad en ze zwemt langzaam naar de overkant.
Ondertussen klimt Kris uit het raam. Mia ligt verscholen tussen de bosjes aan de andere kant van de gracht op hem te wachten.
Dan gaat er plotseling een kaars aan bij het raampje op de eerste verdieping. Ze ziet een man naar buiten turen. Zou hij wat gehoord hebben? Kris schuift voorzichtig langs het raampje. De man is inmiddels weg voor het raam en Kris zwemt naar de overkant. Dan rennen de kinderen terug naar het maisveld en vinden ze de machine en de kinderen gaan weer op het bankje zitten. Kris zegt, “ik begrijp nu ook wat die nummers zijn op dat rad”. “Dat zijn jaartallen, we moeten terug naar onze tijd.” Hij draait aan het rad maar deze keer stopt hij bij hun eigen tijd. De machine begint weer te zoemen en trillen en de kinderen sluiten weer hun ogen. Dan ploffen ze in de tuin van opa.
Die ochtend vertellen ze hun hele avontuur aan opa.

Geschreven door Cynthia de Jong

Top ↑